Peijs wil meer markt voor infrastructuur
'Concurrerend vermogen in bouwwereld bevorderen'
Minister Karla Peijs van Verkeer en Waterstaat wil toe naar
een veel grotere rol voor marktpartijen bij het aanleggen
en onderhouden van infrastructuur. Dat wordt het uitgangspunt
van haar Nota Mobiliteit, zo schrijft ze in een brief die
zij vandaag naar de Tweede Kamer zal sturen.
De Nota Mobiliteit verschijnt in het najaar
en legt het verkeers- en vervoersbeleid voor een lange reeks
van jaren vast. Peijs (CDA) is in gesprek met de ondernemersorganisatie
VNO-NCW over het wegnemen van mogelijke belemmeringen voor
meer publiek-private samenwerking (pps). Een speciale taskforce
van Verkeer en Waterstaat en VNO-NCW moet aanbevelingen
gaan doen voor het scheppen van betere voorwaarden voor
het intensiever inschakelen van marktpartijen.
'Ik heb de overtuiging dat we meer uit de markt kunnen
en moeten halen dan tot op heden is geschied', schrijft
Peijs aan de Kamer. Zij wijst op de schaarste aan overheidsmiddelen,
terwijl de kosten van infrastructuur blijven stijgen. Daarnaast
noopt de bouwenqu_te tot het bevorderen van het concurrerend
vermogen in de bouwwereld, zo schrijft zij ook.
De minister wil een omslag van de huidige ad-hockeuzes
voor pps naar een meer gecoordineerde strategie.
'Daarmee wordt de markt een beter perspectief op continuiteit
geboden', aldus Peijs.
Zij wil naar een nieuwe taakstelling voor Rijkswaterstaat.
Deze dienst, waar op termijn mogelijk een tiende van de
in totaal 10.000 arbeidsplaatsen verdwijnt, moet zich gaan
toeleggen op management en beheer van de hoofdinfrastructuur.
Aanleg en onderhoud moet 'in beginsel' in pps-constructies
worden verricht.
Peijs wil wel garanties dat deze nieuwe werkwijze niet zal
leiden tot 'ondoelmatige publieke en private versnippering'
op het hoofdwegen- en spoorwegnet. Ook meent zij dat de
overheid steeds haar verantwoordingsplicht ten aanzien van
de infrastructuur moet kunnen blijven waarmaken.
De 'structurele verandering in de samenwerking
met de markt', zoals Peijs de beoogde vernieuwing
noemt, waagt om het verder professionaliseren van de opdrachtgeverfunctie
van het Rijk. Deze moet worden vastgelegd in een nieuw ondernemingsplan
voor Rijkswaterstaat. Peijs wil toe naar een zoveel mogelijk
ge_niformeerde aanbestedingsprocedure, waar nodig ge_ntegreerd
met de procedures voor het vaststellen van een trac_ en
de zogeheten milieueffectrapportage. Deze laatste procedures
wekken in de praktijk veel irritaties op bij marktpartijen.
Peijs heeft de nieuwe aanpak afgestemd met haar collega's
van Financien, Economische Zaken en Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening. Gezamenlijk hebben zij de bestaande
pps-constructies in kaart gebracht. Het overleg moet op
korte termijn leiden tot concrete pps-initiatieven voor
de bouw van een Tweede Coentunnel in de A10, de aanleg van
de A4 door MiddenDelfland en van de A15 tussen Rotterdam
en de Maasvlakte.
De pps zal vrijwel zeker bestaan uit DBFM-contracten.
Daarbij besteedt het Rijk zowel het ontwerp, de bouw, de
financiering als het onderhoud van een wegvak uit aan een
of meer marktpartijen.
Deze nemen dus de gehele aanleg en het onderhoud van een
weg voor hun rekening. In ruil daarvoor ontvangen zij gedurende
vele jaren een vergoeding.
DBFM komt voor de overheid alleen in aanmerking
als het aantoonbaar goedkoper is dan traditioneel aanbesteden.
bron: Het Financieele
Dagblad
10:50:20 PM
|