PPS als wonderelixer of smeerolie in ruimtelijke
ordening
door Twan Zeegers
PPS is een ‘must’ om innovatie en
daaraan gekoppelde efficiency-doelstellingen te bereiken.
Na ruim tien jaar ervaring met PPS-verbanden kunnen we de
balans opmaken: wat waren de successen?
Hoe noodzakelijk zijn PPS-constructies eigenlijk? Het lijkt
er op dat PPS in gebiedsontwikkeling een onontkoombare voorwaarde
en daarmee een ‘self fulfilling prophecy’ is
geworden. Maar de fundamenten en motieven die aan de samenwerking
tussen publieke en private partijen ten grondslag liggen
komen nauwelijks nog aan de orde. Nu de economie in zwaar
weer zit, doemen vragen op over de moeizame start van bijvoorbeeld
IJburg en de getorpedeerde ambities in de grootste VINEX
locatie van Nederland, Leidsche Rijn.
Wat was ook alweer de aanleiding voor
de publiek private samenwerking in deze grootschalige bouwopgaven.
Juist in deze complexe en langdurige samenwerkingsverbanden
geldt: bij tegenwind leer je je partner kennen.
PPS wordt in de eerste helft van de negentiger jaren beschreven
met vergezichten van nieuwe ambities in de planvorming en
de uitvoering. De vraag is of die hooggespannen verwachtingen
uit de beginfase ook realiteit zijn geworden. Nee, dus.
Kortom: PPS in gebiedsontwikkeling vraagt eigenlijk om
een moment van bezinning. Zeker als we kijken naar de vaak
meervoudige doelstellingen die aan de samenwerking ten grondslag
lagen: het bereiken van zowel kwaliteit, efficiency en innovatie
binnen een duurzame ‘multiculturele’ zakelijke
setting. Berenschot Osborne vertaalde dit
moment van bezinning in een onderzoek naar de wijze van
contractering in gebiedsontwikkeling. Als thesis voor dit
onderzoek gold de theorie van de econoom O.E. Williamson
uit de 80-er jaren: het syndroom van Williamson. De kern
van deze theorie is dat langdurige samenwerkingsverbanden
in het bedrijfsleven worden gekenmerkt door het fenomeen
van ‘incomplete contracting’ en strategisch
gedrag van de partners in de beoordeling van de resultaten.
Uiteindelijk leidt dit tot het opheffen van de samenwerking
of tot verdergaande vormen van samengaan door bijvoorbeeld
een fusie. Wij legden deze thesis – als spiegel –
voor aan een expertteam van directeuren, werkzaam bij de
grote ontwikkelaars/beleggers, corporaties en de lokale
overheid die direct betrokken zijn bij de belangrijke PPS-projecten
in Nederland.
Geteisterd
De uitkomsten van deze expertsessies waren opmerkelijk:
Zowel van publieke zijde als van private zijde werden een
aantal trends gesignaleerd die overeenkomen met wat Williamson
beschreef. Een aantal belangrijke waarnemingen waren dat
PPS vaak euforisch en met grote ambities start in de planvormingsfase.
In de realisatiefase verzandt de samenwerking echter in
een strategisch spel waarbij de private (lees:rendement)
en publieke (lees: politiek) belangen de arena domineren.
De werkelijke projectdoelen verdwijnen
dan als snel achter de horizon. Duidelijk kwam naar voren
dat publieke en private sector in een voortschrijdende samenwerking
al snel vanuit een eigen belang en een eigen cultuur opereren.
De langdurige samenwerkingsverbanden worden geteisterd door
discontinuïteit van personele bezetting en het daarmee
gepaard gaande verlies aan kennis. Met name de vierjaarlijkse
bestuursperiode of soms nog snellere bestuurswisseling aan
publieke zijde staat garant voor het nodige onbegrip aan
private zijde.
De overheidssector gaf in het onderzoek aan dat met name
samenwerkingsverbanden van meerdere gelijkgestemde partijen
in een PPS (bijvoorbeeld meerdere ontwikkelaars/ beleggers
in een gemeenschappelijke exploitatie-maatschappij) leiden
tot vorming van BV’s waarvan de private aandeelhouders
geen of onvoldoende gemeenschappelijke vuist kunnen maken.
De concurrentie onderling is groter dan de aandacht voor
het projectdoel.
Het Syndroom van Williamson werd in het
onderzoek bevestigd: Voor je het weet leiden samenwerkingsverbanden
tot een verzamelplaats van na te streven eigen deelbelangen,
waarbij het doel van de samenwerking uit het oog wordt verloren.
Voor de gebiedsontwikkeling geldt ook nog eens een belangrijke
bijwerking van het Syndroom: ontbinding van de aangegane
langdurige samenwerking is slechts mogelijk op straffe van
torenhoge kosten. Dus zijn publieke en private partijen
genoodzaakt de samenwerking ook onder een minder gunstig
gesternte te continueren. En het ging ‘m nu juist
om kwaliteit, efficiency en innovatie. PPS is in de huidige
ontwikkelingsplanologie een niet meer weg te denken fenomeen.
Alleen al het feit dat belangrijke grondposities in Nederland
door private partijen worden ingenomen maakt het absoluut
noodzakelijk om PPS in gebiedsontwikkeling verder te professionaliseren.
Mondig
De nieuwe samenwerkingsverbanden krijgen daarbij te maken
met een maatschappelijke en politiek meer mondige omgeving.
De projecten voor de toekomst zijn daarbij grootschalig
en complex, minder ‘opstalgericht’ en kennen
specifiek landschappelijke en ecologische doelstellingen.
De filosofie in de nieuwe gebiedsontwikkelingen is dat ‘bakstenen’,
water en groen hand in hand moeten gaan. Belangrijke pilots
hierbij zijn drie grootschalige ontwikkelingen in de komende
twee decennia :de Zuidas, Meerstad Groningen en A2-passage
in Maastricht. Deze projecten worden in de aard en samenstelling
van de deelnemende partijen gekenmerkt door een complexere
projectomgeving als de samenwerking in de negentiger jaren.
De lessen uit de eerste generatie PPS-projecten zijn dat
een verdergaande professionalisering van de projectorganisatie,een
adequate processturing,monitoring, periodieke evaluatie
en benoeming van een beperkt aantal ‘leading’
partijen harde randvoorwaarden worden voor het succes van
nieuwe PPS organisaties. Daarbij zal de rol van de overheid
als regisseur voor het ruimtelijke ordeningsproces een nieuwe
impuls moeten krijgen. Zowel de private als de publieke
partijen moet zich bewust worden van een basisregel voor
samenwerking: gedeelde zeggenschap en respect voor
elkaars belangen. Financiële drijfveren
als primair belang mogen daarbij niet prevaleren boven de
gestelde projectdoelen.
Tot slot geldt voor de nieuwe generatie integrale ruimtelijke
uitbreidingsprojecten dat ambitie en visie hand in hand
moeten gaan. Met realistische uitvoeringsscenario’s
die een tijdshorizon laten zien. Niet gedicteerd door de
Haagse agenda maar met een ontwikkelingstempo dat marktinvloeden
incorporeert en de hyperventilatie waaraan de transformatie
van het landschap onderhevig is geweest in de laatste 10
jaar, weer terugbrengt naar een normaal ademhalingsritme.
PPS is daarbij geen zaligmakend wonderelixer,
maar smeerolie voor het proces.
Twan Zeegers is senior procesmanager gebiedsontwikkeling
Berenschot Osborne in Utrecht.
bron: Cobouw
Note van de redactie:
"Financiële drijfveren mogen niet prevaleren"
en dat doen ze wel. Als onvolledig bewijs wordt dezerzijds
aangevoerd dat het Expertisecentrum PPS van het Rijk ondergebracht
is bij het ministerie van Financien. Het Rijk zag de PSS
als een instrument om het bedrijfsleven te laten betalen.
Vanuit financieel oogpunt wellicht logisch bij krappe budgetten,
maar in economische zin draagt zo'n standpunt weinig bij.
Een PPS blijft een samenwerking van partijen die een bijdrage
kunnen leveren aan het welslagen van het project. De inbreng
kan bestaan uit geld, kennis, kunde of positie.
"Samen Sterk" zou het devies moeten zijn.
7:38:23 PM
|