Gepubliceerde feiten bouwfraude bevestigen wat we
al wisten
door prof. Hennes de Ridder
De afgelopen drie weken stond de bouwwereld weer
op zijn kop door de ontdekking van nieuwe schaduwboekhoudingen.
Echter de gepubliceerde feiten bevestigen slechts wat we
al wisten. Er mogen dan complicaties zijn bij de verdere
afhandeling van het verleden, ze vallen in het niet bij
de veranderingen die nodig zijn om de sector écht
gezond te krijgen. In twee opeenvolgende artikelen gaat
Hennes de Ridder in op het ‘eenvoudige’ afrekenen
met het verleden en het moeilijke anticiperen op de toekomst.
Het viel te verwachten dat veel bedrijven positief zouden
reageren op de oproep van minister Brinkhorst om alle schaduwboekhoudingen
in te leveren. De conclusie lijkt erop dat iedereen zou
hebben meegedaan of geweten van de wijdverspreide prijsafspraken.
In zoverre is er niets nieuws onder de zon. Toch zal het
massaal openbaar worden van het vooroverleg gevolgen kunnen
hebben voor de verdere afhandeling en de verwerking van
de bouwfraude, nog los van het lopende strafrechtelijk onderzoek
naar individuen, die zich schuldig zouden hebben gemaakt
aan smeren, fêteren, omkoping en valsheid in geschrifte.
Dit soort malversaties staat op zich los van de vooroverlegcultuur,
en dienen vanzelfsprekend aan de kaak gesteld te worden.
De bezorgdheid en verontwaardiging van sommigen ten aanzien
hiervan is daarmee onterecht.
Heel anders is het met de aanpak van de Nma. Zij zal er
alles aan doen om bedrijven die de mededingingswet hebben
overtreden te bestraffen. Daarbij speelt aan aantal vragen:
Hoever wil de Nma hier in gaan? En wat te doen als overtuigend
is bewezen dat iedereen in strijd met de mededingingsregels
zou hebben gehandeld? Heeft het voor de Nma zin een nationale
cultuur te bestraffen? Of, in het verlengde daarvan, heeft
het voor de Nma zin op nationale schaal te straffen voor
wat wellicht een internationale cultuur lijkt te zijn.
Referentieprijs
Een andere vraag is hoeveel casussen de Nma denkt aan te
kunnen. Met welke juridische en maatschappelijke kosten
zal dit gepaard gaan? Zullen alle bedrijven die het betreft
ook daadwerkelijk ‘gepakt’ worden? Kunnen en
mogen sommige bedrijven buiten schot blijven? Accepteren
we dat? Een volgend aspect van zorg heeft betrekking op
de schadevergoedingen. Dit mag gerust een potentiële
ramp genoemd worden. Er zijn opeens zeer veel casussen,
waar vooral juristen garen bij zullen spinnen. Niet alleen
van de inhoudelijke kant, maar vooral van de lucratieve
kant. De negen miljard (!) juridische kosten die het Nederlandse
bedrijfsleven nu al op jaarbasis maakt zou door de bouwfraude
wel eens substantieel kunnen stijgen. Er zullen veel kosten
worden gemaakt omdat het verhalen van geleden schade geen
eenvoudige zaak is. Een cruciale parameter voor het vaststellen
van de schade is de te hoge prijs die opdrachtgevers zouden
hebben betaald. De kernvraag daarbij is wat de referentieprijs
is. Een handige advocaat gebruikt dan snel het gegeven dat
een referentieprijs in de bouw ver te zoeken is. Daarboven
komt nog eens de vraag wanneer een prijs een prijs is. Is
het de prijs van voor het vooroverleg, tijdens het vooroverleg,
na het vooroverleg, voor de aanvang van de bouw, inclusief
meerwerk, na de oplevering van de bouw of na de arbitrage?
Niemand zit te wachten op peperdure rechtszaken. Als er
al geld is verkregen met het vooroverleg, is dit voor een
groot deel verdwenen in inefficiënties van de bouwondernemingen.
Dat geld is er dus niet meer en er zijn dus geen potjes
waaruit de schades en de daarbij behorende juridische kosten
zo maar zouden kunnen worden betaald. Dat geld zal geleend
moeten worden. Indien nu iedereen in de bouw processen aan
de broek krijgt, hetgeen met het overvloedige gevonden (en
nog te vinden) materiaal verwacht kan worden, dan wordt
het bouwen gewoon duurder. Duidelijk is dat de Nederlandse
belastingbetaler en bouwconsument hier uiteindelijk weer
voor zal gaan opdraaien. Hier vallen nog wel wat rekensommetjes
te maken. Is het afrekenen met het verleden al niet makkelijk,
de toekomst zal niet makkelijker zijn. Natuurlijk, het vooroverleg
lijkt gestopt en de andere onregelmatigheden die op individuele
schaal plaatsvonden zullen ook nagenoeg verdwenen zijn,
maar hebben we daarmee een duurzame verandering van structuur
en cultuur in de Nederlandse bouw bereikt? Zijn markt en
sector opeens gezond? Dat lijkt een illusie, omdat de manier
van werken in de kern niet afwijkt van wat tot voor kort
werd gedaan. De bouw is nog steeds aanbod gestuurd, werkt
gefragmenteerd en de bouwopgaven worden zonder uitzondering
vermarkt tegen een laagste vaste prijs, die uiteindelijk
niet vast blijkt te zijn.
Vraaggestuurd
Kortom, de hele sector houdt zichzelf voor de gek en de
eindgebruiker, degene waar het uiteindelijk om gaat staat
buitenspel.
Overigens vinden velen dat aanbodgestuurd werken in de bouwsector
helemaal niet zo slecht. De bouw kent immers geen klant,
zo lijkt het. Er zijn teveel vragers die met een bouwwerk
van doen hebben: financiers, eigenaar, stakeholders, gebruikers
en regelgevers. Dat maakt het in de ogen van velen onmogelijk
vraaggestuurd te werken omdat men niet weet naar wie men
moet luisteren.
in een volgend
artikel ga ik verder in op waartoe dit heeft
geleid en hoe de rolverdeling tussen vraag en aanbod in
de bouw zou moeten zijn.
Prof. H. de Ridder is hoogleraar methodisch ontwerpen
aan de faculteit civiele techniek en geowetenschappen, TU
Delft.
eMail: H.A.J.deRidder@ct.tudelft.nl
bron: Cobouw
10:27:48 PM
|
|