
Begrip ‘algemeen’ moet uit terminologie
rond bouwkosten verdwijnen
door Ir. E.R. Poortman *
In opdracht van VGBouw heeft Ernst & Young
Real Estate, Hospitality & Construction Group in 2001
een onderzoek uitgevoerd naar de Algemene Kosten. In het
rapport worden de kosten van de calculatie
als volgt onderscheiden:
“Indien de opdracht niet wordt verkregen, behoren
de kosten van offertecalculatie en bepaling van de aanneemsom
tot de algemene kosten. Indien de opdracht wel wordt verkregen,
worden de kosten beschouwd als directe kosten. Ten behoeve
van dit onderzoek dienen de kosten van de calculatie-afdeling
derhalve gesplitst te worden in een deel ten behoeve van
verkregen en een deel ten behoeve van niet-verkregen opdrachten.”
Op het eerste gezicht een duidelijk onderscheid, maar vóór
het bepalen van de genoemde aannemingssom in het geval van
een aanbesteding een niet te hanteren verdeling. Want bij
het berekenen van de aannemingssom is het nooit zeker of
de opdracht zal worden verworven of niet. Onbedoeld heeft
Ernst & Young hier wellicht de basis gelegd voor het
op de oude voet doorgaan met het afzonderlijke
traject van rekenvergoedingen.
Pepernoten
Het zou overigens interessant zijn om te vernemen wat de
resultaten van het onderzoek van Ernst & Young zijn
geweest met betrekking tot die calculatiekosten. Misschien
kunnen Ernst & Young, uiteraard met instemming van BouwNed,
alsnog het onderdeel opdrachtverwerving nader specificeren
en publiceren. En daarmee zichtbaar maken wat de orde van
grootte is van de kosten van de niet verkregen opdrachten,
vergelijkbaar met de rekenvergoedingen.
Ongeacht de uitkomst van dit onderzoek zou het
begrip algemeen moeten verdwijnen uit de terminologie
rond de bouwkosten. Het algemeen in de algemene bouwplaatskosten,
maar vooral het algemeen van de algemene (bedrijfs-)kosten
roept associaties op met algemene middelen en/of algemeen
belang. En de stap naar een algemene rekenvergoeding (pepernoten
voor iedereen) is dan nog maar heel klein.
Maar ook omdat de definitie ‘Algemene kosten zijn
kosten, die op grond van het ontbreken van een (duidelijk)
oorzakelijk verband met de afzonderlijke werken, dan wel
uit overwegingen van praktische doelmatigheid, niet (direct
noch indirect) aan de afzonderlijke werken worden toegerekend’,
niet uitblinkt door duidelijkheid.
Om de bouwbedrijven de gelegenheid te geven met een schone
lei te herbeginnen stel ik voor de kosten vanuit twee posities
te benaderen. Vanuit de productiemiddelen en vanuit de mogelijke
productieplaatsen.
Voor de productiemiddelen zijn dat het
reeds bekende viertal:
- materiaal,
- arbeid,
- materieel en
- onderaannemer.
Als productieplaatsen zijn te beschouwen
- werk,
- bouwplaats en
- bedrijf.
Onder werkkosten zijn te verstaan de kosten
gerelateerd aan het maken van de concrete stukken werk waarmee
een gebouw wordt geproduceerd, en die in grote lijnen als
werksoorten beschreven zijn in het bestekboek en als werkdelen
getekend zijn op de bestektekeningen.
Bouwplaatskosten als verzamelnaam van
de kosten van de productiemiddelen voor het oprichten, het
in standhouden en het ontmantelen van de tijdelijke (bouw-)fabriek.
En bedrijfskosten zijnde de kosten om het
bedrijf als organisatie in stand te houden. Onder die laatste
groep vallen vanzelfsprekend alle kosten die gemaakt worden
om werken te verwerven (zowel die van de acquisitie/directie
als die van de calculatie).
* Ir. E.R. Poortman is Universitair
hoofddocent Uitvoeringstechniek aan de Faculteit Bouwkunde
van de Technische Universiteit Eindhoven
bron: Cobouw
6:54:38 PM
|